Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0572

Datum uitspraak2002-10-23
Datum gepubliceerd2002-11-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00642
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00642 23 oktober 2002 CJIB 43640446 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Middelburg van 4 juni 2002 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), gevestigd te [plaatsnaam] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Middelburg niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. De kantonrechter heeft, uitgaande van zijn vaststelling dat de betrokkene niet binnen de in art. 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. 3.2. De betrokkene stelt dat het bedrag aan zekerheid binnen de daartoe gestelde termijn is betaald. Zij heeft daarbij gewezen op een bij het beroepschrift overgelegd schrijven van het CJIB d.d. 29 maart 2002 waaruit blijkt dat het te betalen bedrag aan zekerheid, te weten € Euro 40,84, wel door het CJIB is ontvangen, zodat de kantonrechter het beroep van de betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. 3.3. De brief van het CJIB waar de betrokkene op doelt, houdt in dat de betrokkene het bedrag aan zekerheid heeft betaald. Tevens is in die brief vermeld, dat de betrokkene het beschikkingsnummer bij de betaling niet of onjuist heeft aangegeven en dat zij dit alsnog voor 15 april 2002 kan vermelden. Daaraan wordt toegevoegd: "wanneer voor genoemde datum geen bericht van u is ontvangen, zal het bedrag teruggestort worden en de incasso op gebruikelijke wijze worden voortgezet. Eventueel wordt het bedrag geboekt op een door mij getraceerde zaak die op uw naam staat." 3.4. Nu de betrokkene stelt tijdig een betaling te hebben gedaan bedoeld als zekerheidstelling voor de sanctie in de onderhavige zaak terwijl dit door de advocaat-generaal niet wordt weersproken, en de betaling van het juiste bedrag wordt bevestigd door informatie van het CJIB, moet ervan worden uitgegaan dat de betrokkene tijdig zekerheid heeft gesteld. Daaraan doet niet af, dat de betrokkene bij de betaling aanvankelijk geen beschikkingsnummer heeft vermeld en nadien -na een verzoek daartoe van het CJIB- heeft meegedeeld dat haar geen beschikkingsnummer bekend was. Voor de beantwoording van de vraag of tijdig zekerheid is gesteld is immers bepalend, of het te betalen bedrag binnen de gestelde termijn is ontvangen door het orgaan dat de betaling heeft verlangd. Indien - zoals in het onderhavige geval - niet duidelijk is voor de betaling van welke sanctie het bedrag aan zekerheid is gesteld, dient te worden nagegaan waarop deze betrekking heeft. Leidt dat - ook na contact met de betrokkene - niet tot resultaat, dan kan verrekening plaatsvinden met een openstaand bedrag in een zaak op naam van de betrokkene, zoals door het CJIB in de brief van 29 maart 2002 ook uitdrukkelijk als mogelijkheid wordt genoemd. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de zaak daarom terugwijzen naar de kantonrechter van de rechtbank te Middelburg. 3.5. Indien het door de betrokkene aan het CJIB betaalde bedrag door het CJIB aan haar is teruggestort, dient de kantonrechter een nieuwe termijn te bepalen waarbinnen de betrokkene alsnog zekerheid als bedoeld in art. 11 WAHV kan stellen en daarvan moet door de griffier van het kantongerecht aan de betrokkene mededeling worden gedaan met inachtneming van het bepaalde in art. 11, derde lid, WAHV. Indien het CJIB het door de betrokkene bedrag niet heeft teruggestort, dient de zaak inhoudelijk te worden behandeld. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank te Middelburg ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest; Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Kalsbeek en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.